De eerste platen die ik in bezit kreeg was de oude collectie van mijn oom. Dat was vooral heel erg veel new wave en synthpop uit de jaren tachtig (niet geheel toevallig begon het graven in het muzikale verleden ook bij de jaren tachtig voor mij), maar er waren ook enkele verdwaalde prog-, soul-, metal- en singer-songwriterplaten in die verzameling te vinden. Zo ook wat werk van Bruce Springsteen, en dan natuurlijk die albums die uit waren gekomen in de jaren tachtig.
Het wat meer extraverte Born in the USA (1984) en het meer sobere en ingetogen Nebraska (1982) stonden gebroederlijk naast elkaar in die supermarktkrat en ik ontwikkelde al snel een grote voorkeur voor die laatste. Nu kan ik mezelf absoluut geen Springsteen-volgeling noemen, sterker nog: ik ken naast deze twee albums vooral de liedjes van hem die in de top2000 staan en die hebben me nooit dusdanig weten te prikkelen om nog dieper het oeuvre van de beste man in te duiken.
Curiosum
Nebraska klonk me altijd, vergeleken bij de voorganger en met de grote hits die ik kende, als een vreemd curiosum in de oren. De muzikale omlijsting is vrij kaal, de algehele sfeer kil en troosteloos en daarmee compleet anders dan de krachtige stadionrock waarmee hij tienduizenden mensen tegelijkertijd weet te hypnotiseren. Ik echter word juist gegrepen door de desolaatheid die dit album uitstraalt.
Op tekstueel vlak horen we verhalen over mensen die op het verkeerde pad zijn beland, mensen die dromen van een beter leven zonder armoede, familieleden die vervreemd zijn geraakt van elkaar, die voor moeilijke keuzes komen te staan of mensen die tegen beter weten in op hun geliefde blijven wachten. Je luistert dit zeker niet om op te vrolijken, en pas op het laatste nummer – wanneer Springsteen zingt: “Still at the end of every hard earned day people find some reason to believe” – schijnt er een heel klein sprankje hoop door alle rampspoed heen.
Verhalenverteller
Best wel een downer dus, dat Nebraska, maar wat me telkens weer naar dit album toe trekt is het feit dat Springsteen een zeer begaafd verhalenverteller is – iedere songtekst kent wel een interessante wending of beschrijft een situatie die me beroert – en dat de minimale muzikale middelen waar hij zich van bedient het effect van deze verhalen alleen maar versterken. De wat kale muzikale begeleiding en teksten werken constant samen om je een absolute droefheid tot in het merg van je botten te laten voelen.
Want hoe Springsteen bijvoorbeeld gebruik maakt van de mondharmonica, en dat hoor je nu uit de mond van een fervent mondharmonica-hater. Het instrument wordt op Nebraska redelijk spaarzaam gebruikt, maar er gaat telkens een ongekende tristesse vanuit wanneer we hem horen. Sowieso weet Springsteen met een verfijnde mix van onder andere gitaar, mondharmonica, mandoline, synthesizer en glockenspiel een sfeer te creëren waarbij je je de laatste persoon op deze aardbol waant en je je volkomen op jezelf teruggeworpen voelt.
Atlantic City
Als geheel is Nebraska prachtig en er is absoluut geen minder nummer op dit album te vinden. Toch steekt ‘Atlantic City’ er voor mij met kop en schouders bovenuit en deze staat hoog in mijn lijst met favoriete nummers ooit. De treurige mondharmonica, Springsteens intense vocalen op de achtergrond, het prachtige verhaal over iemand die moet vechten om zijn hoofd boven water te houden, ik kan dit nummer eindeloos vaak achter elkaar horen en na al die jaren wordt-ie nog steeds mooier.
Nebraska is in de uitzichtloosheid die ze overbrengt groots en zo’n achttien jaar nadat ik die plaat in dat klapkratje tegenkwam luister ik er nog altijd met veel plezier naar. En toch voel ik nog steeds niet erg de behoefte om dieper in het werk van Bruce Springsteen te duiken. Ik heb ook de komende jaren nog meer dan genoeg aan Nebraska.